Een Inuit man

Inleiding

In Lucas de Heeres' kostuumboek "theâtre de tous les peuples et nations de la terre avc leurs habits et ornemens divers," is een van de laatste afbeeldingen een Inuit man, meegenomen door Martin Frobisher tijdens zijn ontdekkingsreis naar Noord-Canada in 1576. De man draagt en witte mantel met een kap en een korte broek in dezelfde kleur. Ook de laarsen die tot aan zijn knieën komen zijn in het wit afgebeeld. In zijn rechterhand houdt hij een pijl en een peddel vast, in zijn linkerhand een boog. Hij staat voor een lichaam water waarin nog een individu in een kajak is afgebeeld. 

Lucas de Heere was niet de eerste of de laatste die deze Inuit man heeft afgebeeld. Ook was het niet enkel deze specifieke Inuit man die vaak door Europeanen werd afgebeeld in kostuumboeken en tal van andere werken, er waren er in totaal vier. In deze digi-expo verkennen we samen hoe deze Canadese naties werden afgebeeld door verschillende artiesten, en stel ik de vraag met welk motief deze beelden werden gemaakt. 

Martin Frobisher

Voor we kijken naar hoe de Inuit mensen werden afgebeeld, is het belangrijk meer te weten over wie de man was die ze heeft "meegenomen" (ontvoerd) en zijn ontdekkingsreizen. Dit Martin Frobisher was een ontdekkingsreiziger die in de zestiende eeuw drie reizen maakte naar Nunavut, in het Noorden van Canada. Het doel van deze reizen was origineel een noordwestelijke route naar China te vinden, omdat de weg naar Azië rond Afrika gedomineerd was door Spanje en Portugal, en Engelse schepen er niet welkom waren. George Best schreef een verslag van alle drie deze reizen. 

Hiernaast staat een portret van Frobisher door Cornelis Ketel. Ketel schilderde een reeks van vijftien schilderijen rond Frobishers reizen, maar helaas is dit portret het enige van deze werken die overbleef. De drie reizen van Frobisher gebeurden in 1776, 1777 en 1778. Na de eerste en tweede reis kwam hij terug met Inuit mensen uit Nunavut. 

1576: de Inuit man uit Nunavut

In 1576 vond de eerste reis plaats, en ook de eerste ontvoering van een Inuit man door Frobishers bemanning. Deze man zou "met bellen" gelokt zijn naar het Engelse schip Gabriel  en werd vervolgens als gevangene mee gevaren naar Londen. George Best omschrijft deze man als "this new prey," of dus "deze nieuwe prooi." Eenaal in Londen aangekomen stierf de man al na enkele dagen, volgens Best was hij op zee ziek geworden. Deze Inuit man was niet de enige "prooi" die Frobisher meenam naar Engeland, ook een stuk steen waaran men dacht dat er gouderts in zat werd meegenomen. Wanneer Koningin Elizabeth I de Inuit man zag op een van Ketels schilderijen, en er inderdaad goud in de steen bleek te zitten, sponsorde ze de tweede reis. 

Cornelis Ketel schilderde drie werken van deze man zijn volledige lichaam. Een in zijn eigen kleren, een met Engelse kleren aan, en een schilderij waar hij naakt op stond. De aquarel door De Heere zou gebaseerd zijn op de schilderijen van Ketel. Het is zeer mogelijk zelfs dat Ketel heeft moeten schilderen op basis van een lijk, en geen levend persoon. De kans dat De Heere deze man dus wel in het echt had gezien, is klein.  

in Het Visboeck van Adriaen Coenen wordt deze Inuit man ook afgebeeld. Dit handschrift uit 1577, geschreven en geïllustreerd door amateurbioloog Coenen, ging over de zee en alles dat erin- of rond leefde. 

De tweede reis: een "familie" Canadese Natives

Tijdens de reis van 1577 kwam Frobisher terug met drie mensen afkomstig uit Nunavut. Kalicho, een man, en een vrouw met haar kind, Arnaq en Nutaaq. Ook zij overleefden het niet lang in Londen. De tweede reis stond meer in teken van het vinden van gouderts, in de hoop dezelfde soort rijkdom te  vinden in Canada als de Spanjaarden hadden gevonden in Zuid-Amerika. De motieven van de ontdekkingsreizen lagen hier dus al een stuk anders. 

John White tekende de eerste Inuit man die mee kwam in 1576 niet, maar wel Kalicho, Arnaq en Nutaaq. Ketel heeft Kalicho nooit geschilderd, maar wel de moeder met haar kind, dus het is mogelijk dat White zijn tekening van de vrouw en het kind hierop baseerde. Kalicho heeft iets langer geleefd in londen, dus het kan zijn dat White zijn tekening maakte op basis van eigen observaties. White ging zelf ook regelmatig mee op reizen naar de Nieuwe Wereld en tekende tientallen flora, fauna en mensen uit Noord-Amerika. Het kan dus zijn dat White mee was met een van Frobishers reizen, maar in de versagen van George Best wordt hij niet bij naam genoemd. De mensen in de tekeningen van John White komen op vlak van attributen en klederdracht enorm overeen met de Inuit man van De Heere. 

Ook in Het Visboeck schildert Coenen deze drie Canadese natives. De Inuit mensen staan er zeer herkenbaar in geïllustreerd als "mensen die rauwe vis eten." Hij spreekt in dit boek lovend over hun techniek van vissen en hun kleren en materialen, maar dus minde rpositief over de manier waarop ze hun voedsel eten. 

Motieven?

In 1578 vertrokken Frobisher en zijn bemanning weer richting Canada, deze keer met de hoop er een kolonie te kunnen stichten, maar tijdens de maand-lange reis verloren ze zo veel materiaal dat Frobisher besloot dat een kolonie stichten met zo weinig goederen een slecht idee was. De derde reis was geen succes en met lege handen keerden de schepen terug naar Engeland. Ketel had dus geen nieuwe Inuit mensen om te schilderen, maar sluitte de collectie schilderijen af met  nog wat portretten van Engelsmannen die betrokken waren bij de organisatie van de reizen. 

Welke motieven schuilden achter deze afbeeldingen van Inuit mensen? Het arieert van artiest tot artiest. Voor Ketel waren er twee hoofdmotieven voor het afbeelden van deze mensen. Als eerste doel dienden de schilderijen van de Inuit man uit 1576 als een bewijs van een succesvolle eerste reis en nieuw gevoden land. Elizabeth I heeft nooit de man in het echt kunnen zien door zijn vroegtijdige dood, maar wel afgebeeld door Cornelis Ketel. Het tweede motief slaat op de meer commerciële kant, het verspreiden van het nieuws en de afbeelding. In deze missie slaagden de ontdekkingsreizigers wel, want deze schilderijen zouden de basis/inspiratie vormen voor afbeeldingen in andere werken. Voor John White kan het motief een combinatie zijn van imperiale en wetenschappelijke interesse. De Engelsman reisde zelf veel, en hield vele tekeningen bij van flora en fauna uit Noord-Amerika. Adriaen Coenen hield Het Visboeck bij uit fascinatiemet de zee en alles dat erin- of rond leefde, dus het motief hier is een diepe interesse in het thema en kennis delen met andere mensen. 

Ella De Winter 

Beknopte Bibliografie

Ongeschreven bronnen:

Lucas d’Heere. “Homme sauvage amené des païs Septentrionaux par M. Furbyher l'an 1576.” Aquarel op papier, miniatuur, uit Lucas d’Heere, Theatre de tous les peuples et nations de la terre avec leurs habits, et ornemens divers, tant anciens que modernes, folio 124, 1576/77, Gent.

John White. “Kalicho.” Tekening op papier, uit John White, pictures of sondry things collected and counterfeited according to the truth, folio 29, 1585, Londen.

John White. “Arnaq and Nutaaq.” Tekening op papier uit John White, pictures of sondry things collected and counterfeited according to the truth, folio 30, 1585, Londen.

Adriaen Coenen. “Een wonderlycke gheschiedenisse van eenen wilden man hoe dat hi ghevanghen gheword en tot Londen gebracht in de maent van November.”  Uit Adriaen Coenen, Het Visboeck, folio 40 verso, 1577, Scheveningen.

Adriaen Coenen. “Dit syn lyhden die rawe visch eeten.” Uit Adriaen Coenen, Het Visboeck, folio 409, 1577, Scheveningen.

Geschreven bronnen: 

Best, George. A true discourse of the late voyages of discouerie, for the finding of a passage to Cathaya, by the Northeast, vnder the conduct of Martin Frobisher Generall. Londen: Henry Bynnyman, 1578.

literatuur

Sloan, Kim. A new world: England’s first view of America. Noord-Carolina: The University of North Carolina Press, 2007.

Sturtevant, William en David Quinn. “This new prey: Eskimos in Europe in 1567, 1576 and 1577.” In Indians in Europe: an interdisciplinary collection of essays, uitgegeven door Christian Feest 61-140. Aachen: Edition Herodot, 1987

Fuller, Mary. Voyagers in print: English narratives of travels to America 1576-1624. Cambridge: Cambridge University Press, 2007.

Blackwood, Nicole. “Meta Incognita: some hypotheses on Cornelis Ketel’s lost English and Inuit portraits.” Netherlands Yearbook for History of Art 66, nr. 1 (2016): 28-53.

Haines, John. “Frobisher’s bells: commodities or gifts?” The Sixteenth Century Journal 47, nr. 4 (2016): 819-45.

Websites: 

Nationale Bibliotheek van Nederland over het Visboeck: 

https://www.kb.nl/ontdekken-bewonderen/topstukken/visboeck