Middeleeuwse grafelijke hotelrekeningen

Grafelijke hotelrekeningen

"Rekeningen van dagelijkse uitgaven voor de persoon van de graaf of voor leden van zijn gezin. Ze bevatten interessante details over de handel, de industrie, de kunsten, gewoonten en gebruiken van die tijd, de absolute en relatieve waarde van waren, het personeel van het hof van de graaf, de verschillende reizen van de graaf, de plaatsen waar hij woonde, zijn relaties met naburige prinsen, enz." (Gaillard, 9-10)

De meeste grafelijke hotelrekeningen worden bewaard in het Rijksarchief te Gent. Van deze verzameling maken 71 rekeningen deel uit van de Gaillard-collectie, met rekeningen die beginnen in het jaar 1260 en doorlopen tot 1308. Vooral tussen 1270 en 1275 is er een opmerkelijk groot aantal rekeningen bewaard gebleven, inclusief verschillende documenten uit dezelfde jaren. Voor de periodes 1282-1285, 1287-1290, en 1298-1306 zijn er dan weer geen rekeningen teruggevonden. Daarnaast bevinden zich ook  ongeveer 15 rekeningen die gerelateerd zijn aan Gwijde van Dampierre in de Saint-Genois collectie.

Een hotelrekening geeft een gedetailleerd beeld van de dagelijkse financiële activiteiten, inclusief de standaarduitgaven zoals salarissen en onderhoud van het personeel, als speciale aankopen of kosten voor bijzondere diensten. De oudste overgeleverde rekening dateert uit 1260 en is gelinkt aan Gwijde van Dampierre, niet aan gravin Margaretha van Constantinopel, die tot 1278 gravin van Vlaanderen was. 

De boekhouding van het grafelijk hof werd niet beheerd door de beheerders van het prinselijk domein, waardoor deze administratie buiten de normale overheidscontrole viel, specifieke de controle genaamd 'la renenghe'. Rond 1230-1240 leidde een breuk tussen gravin Johanna van Constantinopel en de provoost-kanselier ertoe dat niet-adellijke administrateurs, oftewel klerken zonder feodale verplichtingen aan de graaf, een belangrijkere rol kregen bij het beheren van de financiën. Ze waren verantwoordelijk voor het zorgvuldig bijhouden van de persoonlijke uitgaven van de graaf en zijn entourage. Deze klerken konden gemakkelijk vervangen worden, wat hen aanspoorde om loyaal en toegewijd te werken om op die manier de gunst van hun werkgever te behouden. Een bekende klerk uit die tijd was Jehan Makiel, die voor Gui van Dampierre werkte en bekend stond om zijn rol in dit systeem.

Margaretha van Constantinopel en Gwijde van Dampierre hadden elk hun eigen team van medewerkers, die ze geschikt vonden voor hun persoonlijke behoeften. Ze beheerden hun bezittingen onafhankelijk van elkaar, hadden elk een eigen hofhouding die gefinancierd werd met afzonderlijke budgetten en gingen voor eigen rekening schulden aan. Elk lid van de grafelijke familie had dus een unieke groep dienaren, verschillend aan die van elkaar. Dit wordt geïllustreerd door de rekeningen van het grafelijk hof, waarin staat dat in februari 1290 ridder Olivier de Halluin door Gwijde van Dampierre en Isabella van Luxemburg werd aangesteld om hun oudste zoon Jan, de toekomstige graaf van Namen, levenslang bij te staan. Ondanks deze afzonderlijke entourages, waren er ook bepaalde continuïteiten aanwezig. Dit wordt vooral duidelijk bij de overdracht van medewerkers van gravin Margaretha van Constantinopel naar graaf Gwijde van Dampierre.

Jehan Makiel

Het is niet exact bekend waar of wanneer Jehan Makiel geboren werd. Volgens Buntinx werd hij in de omgeving rond Rijsel, of in Rijsel zelf geboren. Makiel was priester en kanunnik van de Sint-Pieterskerk te Rijsel. Vanaf 1260 was hij werkzaam aan het grafelijke hof. Meer bepaald als clerc aan het hof van Gwijde van Dampierre. Van 1270 tot 1275 wordt Makiel bijgestaan door Gilo of Gilotus. Gilo hielp hem bij het opmaken van rekeningen. Daarbij beschikt hij ook nog van 2 andere medewerkers. Deze waren garciones en waren belast met het materiële werk. Makiel liet een belangrijke bron achter. Het Memoriaal dient als voorbeeld voor het financieel beheer van de grafelijke hofhouding. Makiel wist de ladder vlug op te klimmen en werd chef financier. De chef financier was het hoofd van de grafelijke hofhouding en ging gepaard met veel prestige. Zijn taak beperkte zich niet enkel tot het opmaken van financiële rapporten. Zo had hij ook financieel-controlerende taken. Door zijn vaardigheden werd hij evenzeer lid van de grafelijke curia

Makiel was ook op rechterlijk gebied actief, vooral in verband met vrijwillige rechtspraak waar hij schenkingen en verkopen bekrachtigde. Vervolgens zou hij door de graaf als enquêteur aangesteld worden, waardoor hij onderzoek moest verrichten naar geschillen die voor de curia gebracht werden. Buntinx voegt toe dat Makiel als opzichter of bouwkundige optrad tijdens de bouw van de vestingmuur te Rijsel. In de jaren 90’ van de 13de eeuw werd hij uitgezonden voor een financiële reddingsactie. De abdij van Cysoing verkeerde al jaren in een rampzalige financiële toestand. Dampierre stuurde Makiel om de financiële situatie van de abdij op te lossen. Hierdoor werd hij ontvanger van al de abdijgoederen. De abdij werd dus totaal onder zijn voogdij gezet, niets mocht uitbetaald worden en geen enkele grond mocht als cijns gegeven worden zonder zijn voorkennis. Tijdens zijn ‘voogdij’ over de abdij vervaardigt hij lijsten waarin de waarde van alle goederen vermeld staan. Daarbij noteert hij de bedragen die personen of instellingen aan de adbij nog verschuldigd waren. Met andere woorden “ontvangt, betaalt, koopt en verkoopt, en houdt hij regelmatig zijn boekhouding bij”. Het is echter onduidelijk of de abdij van haar rampzalige situatie, dankzij Makiel, gered kon worden. Zijn hele leven lang diende hij binnen grafelijke instellingen. Van ‘gewone’ clerc tot aan het hoofd van de  grafelijke hofhouding, om vervolgens deel uit te maken van de curia. Daarbij was hij ook een vertrouweling van de graaf waardoor hij niet enkel een prestigieuze positie bekleedde maar ook onder grafelijke bescherming stond. Er moet gezegd worden dat dit enkel mogelijk was door zijn efficiëntie en nauwgezetheid . Hij stierf rond het jaar 1300 maar ook hierover is er onzekerheid.   

Makiel’s belangrijkste erfenis is Het Memoriaal. Het memoriaal is een papieren register dat bestaat uit aantekeningen van wat Makiel moest onthouden voor het opmaken van rekeningen. Zo worden inkomsten, uitgaven, schulden, namen van schuldenaars en schuldeisers maar ook details omtrent leningen vermeld. De bron is enorm gedetailleerd maar was niet bedoeld om bewaard te worden. Enkele bewijzen hiervan zijn het eerder slordige karakter van het document en het gebruik van veel (complexe) afkortingen. Daarbij komen er twee geschriften in de bron voor. Het eerste wordt tijdens het overgrote deel gebruikt, en is sterk cursief, hoekig en bevat fijne trekken. Hoogstwaarschijnlijk is dit de hand van Makiel zelf. Het is ook te zien dat de nota’s op een snelle manier zijn neergeschreven. Dit bevestigt opnieuw dat het document een privaat handboek was met een groot praktisch nut. Het tweede geschrift is afgerond waarbij de trekken vetter zijn. Volgens Buntinx zou Gilo, de assistent van Makiel de ‘tweede auteur’ zijn. Dit zou de afwezigheid van de reeds vermelde afkortingen uit het eerste deel grotendeels verklaren. Hierboven werd vermeld dat het document niet voor bewaring bestemd was. Buntinx benadrukt het grote aantal schrappingen, de slechte inktkwaliteit, het gebruik van meerdere talen en de vele grammaticale fouten om deze stelling te bekrachtigen. Het Memoriaal loopt van 1270-1275. Concreet is het een schriftelijke weergave van de ontvangst van bepaalde sommen geld. Deze inkomsten waren per dienst en per persoon opgedeeld in verschillende hoofdstukken. 

Maar waarom is deze bron zo belangrijk? Ten eerste verschaft het Memoriaal een unieke kijk binnen het 13de-eeuwse grafelijk financieel beleid. Ten tweede toont het ook de uitzonderlijke werkwijze van Makiel en zijn medewerkers. Ten derde is dit document het bewijs van een hands-on en efficiënte werking van de grafelijke hofhouding onder Makiel. Het resultaat hiervan zou de centralisatie van de controle op de grafelijke financiën zijn. Vervolgens maakte dit de ontwikkeling van een centraal financiële kamer of kabinet mogelijk. Het is duidelijk dat zowel Makiel als Het Memoriaal van groot belang zijn voor het historisch onderzoek omtrent de 13de-eeuwse grafelijke hofhouding en haar financiële aspecten.

Onderzoeksvragen

  • Hoe groot is het grafelijk gevolg? (Uit welke personen bestond het grafelijk gevolg?)
  • Aan/Van wie moest Makiel bepaalde geldsommen terugbetalen/ terugkrijgen? 
  • Hoe ver reizen ze per dag? Wat is de route die het gevolg maakte? 
  • Financiële aspect van reizen door de graaf van Vlaanderen en zijn gevolg
  • Wat zegt het Memoriaal/ grafelijke hotelrekeningen ons over het muntgebruik en -circulatie binnen de grafelijke financiën?  
  • Materiële cultuur? (Welke goederen werden aangekocht tijdens een reis?)