Zaak 7 (1934, Gent)
(Nena Madalijns)
In het hart van Gent situeert zich de huurwoning die in 1933 bewoond werd door de schilder A. I., mevrouw I., hun twee kinderen en zijn grootmoeder. Zij baatten de lokale snoepwinkel uit.
Aan de straatkant bevindt zich de winkel met daarachter het woongedeelte. Deze bestond uit een keuken met een aparte achterkeuken genaamd het schotelhuis met een waterpomp, dit diende om het vuil en ongewenste geuren uit de rest van het huis weg te houden. Helemaal achteraan het pand was er nog een voutekamer boven de kelder, een kelder en bovenverdieping terug te vinden. De indeling van de een of meerdere bovenverdieping(en) is onbekend doordat de plattegrond enkel aandacht schenkt aan de benedenverdieping en de kelder.
De hexagonale vloertegels in de keuken zijn mogelijkerwijs vervaardigd door de Société Anonyme des Carrelages du Centre die gevestigd was in La Louvière. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het om geperste cementtegels, wat wegens de drukkende prijs aansluit bij de status van het gezin. De wanden zijn bekleed met een lambrisering in beschadigde toestand en behangpapier met een floraal en geometrisch patroon met aan de bovenzijde een gebloemde boord. Het beeld wordt gedomineerd door een goedgevulde servieskast en een kolenfornuis met daarnaast een kolenbak van het vaastype. Aan de muur hangt een houten, ronde klok en boven de schouw een spiegel waarin een gedeelte van de keuken gereflecteerd wordt. In de weerspiegeling zijn twee verscheidene types houten stoelen zichtbaar net zoals gordijnen met een floraal patroon, de ramen zijn verduisterd door de gesloten luiken. Op de schouwmantel staan twee vazen , een fotokader, een vrouwenbuste en verscheidene zwanen beeltenissen uitgestald. De twee teddyberen op de houten tafel naast de buffetkast wijzen op de aanwezigheid van jonge kinderen in de woning.
De ruimte die voorgaat aan de keldertrap bevat een vloer met vierkante arduinen stenen en een opstapje naar de voutekamer. De keldertrap zelf wordt getypeerd door een witte beschildering met opbergplanken die beschermd worden door krantenpapier. Allerlei glazen flessen werden hier gestockeerd, net zoals een houten krat gevuld met donkerglazige bierbeugelflessen, en een hakmes.
In de kelder treft men een donkere rommelige toestand. Aan de linkerwand hangen twee houten planken die dienen als een opbergsysteem. Hiernaast is het venster dat uitgeeft op de straat dichtgestopt met een laken, zijn een vijftal stoelen zichtbaar, evenals een metalen emmer en vogelkooi.