Zaak 12 (1936, Gentbrugge)
(Bram Vercauteren)
Vele terreinen in Gentbrugge zijn nog onbebouwd op het moment dat deze foto's werden genomen. Een gevel aan de overkant van de straat vermeldt het jaartal 1930 en de nieuwe straten zijn vernoemd naar personen die rond de eeuwwisseling bekendheid genoten.
De woning zelf telt drie bouwlagen, waaronder een zolderverdieping. Op het gelijkvloers bevinden zich naast de inkomhal, die naar de trap en de keuken leidt, nog twee ruimtes die samen de leefruimte van de woning omvatten. De eerste ruimte wordt op het grondplan als "voorplaats" aangeduid en kijkt uit op de straat en de voortuin. Via een brede doorgang is deze aan de tweede ruimte verbonden, die uitkijkt op de koer en tuin. Een deur leidt naar de keuken. De leefruimte meet ca. 28m2 aan oppervlakte en is behangen met een druk behangpapier met oosterse motieven op een donkere ondergrond. De vloer is betegeld met lichte eenvoudige cementtegels van ca. 20x20cm, waarop in de tweede ruimte voor de haard een vloerkleed ligt. De keuze voor dergelijke eenvoudige tegels is binnen de rest van het interieur toch wat opvallend, maar zou kunnen verklaard worden vanuit de gedachte dat de wijk waarin dit huis werd opgetrokken een groot bouwproject was waar toekomstige bewoners op konden intekenen. Het ontwerp van de gevel komt in variaties terug in de straat; misschien werden de vloertegels al bij de bouw van de woning vastgelegd. Het vloerkleed weerspiegelt goed het licht dat via het raam naar binnen valt en zou dus linoleum kunnen zijn. De plinten van de eerste ruimte bestaan uit zwarte tegels van ca. 15x15cm met een aflopende rand naar de muur toe. Deze lopen in de doorgang verder, maar op de achterste wand van de tweede ruimte zijn lichte tegelplinten met een aflopende rand te zien. Het behangpapier in de eerste ruimte wordt bovenaan met een boord van ca. 2cm en een zwarte strook van ca. 15cm bekroond, die doorbroken wordt door de boog die de doorgang naar de tweede ruimte vormt en ook is afgelijnd met dezelfde boord. Het raam dat uitkijkt op de straat is voorzien van een licht gordijn in kant, het raam in de tweede ruimte is bekleed met een zware stoffen gordijn.
In de ruimte zijn drie brede deuren met elk acht rechthoekige en twee afgeronde glasplaten en zwarte vlindervormige deurklink. Rondom de deuren een sobere lijst van witgelakt hout. In de tweede ruimte is een ronde kolenkachel met een gebogen pijp aan de haard en schoorsteen aangesloten. De zij- en bovenvlakken van de schouwmantel zijn net als de muren behangen, de schouwboezem is bezet met natuursteen. In de doorgang zien we een soortgelijk marmermotief, waarschijnlijk imitatiemarmer. Op het tablet van de schouwmantel is een beeldhouwwerkje van ca. 35cm hoog te zien, met daarboven een kader met glas. Het beeldhouwwerkje lijkt een zittend kind voor te stellen. Rondom de haard en het vloerkleed staan twee houten tafels, een vouwzetel en twee stoelen met daarop kleren. Op twee bijzettafeltjes in de eerste ruimte ligt een kanten of gehaakt lapje. Naast een fauteuil in rotan met daarin een kleurrijk zitkussen staat nog een hoog bijzettafeltje met daarop een elektrische lamp met speciale lampenkap. De inkomhal oogt eerder sober, met hoge kale witte muren en een tegelvloer in dambordpatroon en zwarte boord. Enkele bakelieten schakelaars zijn in opbouw geïnstalleerd aan de muur en op een sokkel, voorzien van imitatiemarmer, stond net als op de sokkel van de trappaal een plant. Op het tussenverdiep van de trap is ook een kamerplant op een bijzettafeltje te zien.
Van het interieur van de andere verdiepingen zijn geen foto's of beschrijvingen te vinden in het dossier, op de vermelding na dat twee kamers op de eerste verdieping een tijd lang verhuurd werden en daarom opnieuw behangen werden. De woning was dus waarschijnlijk geen huurhuis.